Drie banken in de schaduw Oude fietsen met zware kettingen Staan rondom een treurwilg Swingende kinderen Met muziekdopjes in de
Poems

Haar tepels worden hard na een aanraking Na een omhelzing wordt ze opgezogen Tedere kussen vormen een reeks Zonder oponthoud
Spiegel Zij heeft geluisterd naar haar stem Gieren Uit haar hoofd vliegen Angstig weg Gestold bloed stroomt Vloeit in het

Een lege trein brengt haar geest Naar een oord, een paradijs Waar hemel boven en onder En overal is Waar
Wit is de stam De takken zijn wit-zwart gevlekt Alleen haar schaduw beweegt Wiegend in de wind Het rijk is

Ze schittert tussen vele hoofden Haar lange haar, opgestoken tot een wrong Ze wordt licht van warme wijn Ze wordt
Weer een schilderij Toen ze jou zag kon ze alleen Maar kokerzien Verder was alles zwart Stoeiend en boeiend was
Ik hang aan je lippen Je ligt op mijn lippen Als je kunt liplezen Lees me dan eens
Wetend Dat jouw brief Onderweg is Morgen Leest ze De woorden Die niet meer zweven Leest ze Wat er echt
Thuiskomst Een gevangen stem Komt na oorlogsjaren In een droge keel Een mond omsloten Door scheurende lippen Gaat moeizaam open
Intieme vreemden Bij elke poging naar buiten Wordt de muur verplaatst De toenadering uitgebuit En een frontale botsing ontweken Ze

Telepathie Bezwijken voor de prikkel Die honderden kilometers Overbrugt Geladen vol energie en overgave Overstromen in dromen En gedachten deze